Artikel 5 Wegenverkeerswet

 

Wanneer de politie van mening is dat iemand de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht of heeft gehinderd, kan zij hiervan proces-verbaal opmaken. De politie zal dit dan vaak doen op grond van artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit artikel luidt:

Het is een ieder verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de weg wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt gehinderd of kan worden gehinderd.

Dit artikel richt zich tot eenieder. Het verbod geldt derhalve niet alleen voor de verkeersdeelnemer maar ook voor derden. Bijvoorbeeld een boer die naast een weg hooi verbrandt met de nodige rookontwikkeling tot gevolg. De politie kan dan ter zake van artikel 5 Wegenverkeerswet proces-verbaal tegen de boer opmaken.

Bij het gevaar moet het gaan om een reële kans op een ongeval. Er is een zekere mate van concreet gevaarscheppend gedrag vereist. Het enkel maken van één verkeersfout is onvoldoende.

Bij hinder moet het gaan om een inbreuk op doorstroming van het verkeer of een kans daarop. Er is een zekere mate van concrete hinder vereist. Blijkens de wetsgeschiedenis zijn slechts evidente vormen van hinder strafbaar.

Soms is er sprake van een samenloop met andere strafbepalingen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een overschrijding van de maximumsnelheid. Deze overschrijding kan soms tevens een overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet opleveren. De officier van justitie moet bij zijn vervolging dan een keuze maken tussen de strafbepaling in het RVV en artikel 5 Wegenverkeerswet.

Indien voor een gedraging reeds een transactie of administratieve sanctie is opgelegd, mag deze niet meer bij de vervolging van art. 5 WVW worden betrokken. Zie Hoge Raad 23 juni 1998, NJ 1999,47. Achterliggende reden is het in artikel 68 Wetboek van Strafrecht neergelegde ne bis in idem-beginsel. Een zogenaamde primair/ subsidiaire tenlastelegging is echter wel toegestaan.

Artikel 5 Wegenverkeerswet is een overtreding. Op overtreding van artikel 5 WVW staat een maximale hechtenis van zes maanden en een geldboete van de derde categorie (€ 8.700,-). Daarnaast kan als bijkomende straf worden opgelegd een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van maximaal twee jaar.

Bij recidive binnen twee jaar na een eerdere veroordeling dan wel strafbeschikking is een maximale onvoorwaardelijke rijontzegging mogelijk van vier jaar.

Vanwege het feit dat artikel 5 Wegenverkeerswet een overtreding is, vinden dagvaardingen op grond van dit artikel (alleen) plaats voor de Kantonrechter. Nadeel van zittingen bij de Kantonrechter is dat er vaak veel mensen tegelijk worden opgeroepen. De zorgvuldige behandeling van zaken ter terechtzitting wil daardoor nog weleens onder druk staan.

Gelet op het feit dat berechtingen voor artikel 5 Wegenverkeerswet zware verdenkingen van verkeersovertredingen kunnen betreffen, is het belangrijk dat er een zorgvuldige behandeling plaatsvindt. Dit geldt temeer nu er in dit soort zaken niet zelden een onvoorwaardelijke rijontzegging wordt opgelegd.

Wanneer u over artikel 5 Wegenverkeerswet meer wilt weten, kunt u contact opnemen met advocaat verkeersrecht Bert Kabel. Zijn telefoonnummer is 040- 284 1172.